Verhaal 31 boek 3 (door opa)

Zeilen op het land. Kijzer Abel en Koning Lucas zitten gezellig op het terras bij Abel een Paddenstoelen-pilsje te drinken, en kletsen over hun uitvindingen en wat ze allemaal geknutseld hebben. Het waait buiten een beetje en plotseling heeft Abel een idee:”Weet je wat we eigenlijk zouden moeten bouwen? Een paar windkarren, Die rijden op de wind!!”. Perfect roept Lucas, “we gaan alle materialen verzamelen, en die dingen bouwen, dan kunnen we vanmiddag nog gaan wind-racen”. Abel gaat naar zijn schuurtje en pakt een paar kinderwagen wieltjes, wat hout , touw en een paar grote tafelkleden. En samen met Lucas timmert hij 2 windkarren in elkaar. Na een paar uren werk zijn de karren klaar, en staan ze op het bospad. “Vlug, Helmen opzetten”. Roept Lucas, Het waait nu erg hard, en daar gaan we” … En ze racen keihard over de bospaden, zonder te remmen, want die zijn ze vergeten te bouwen. Helemaal tot in Zonder Zon Land…waar het ineens niet meer waait. “En nu”. Vraagt Lucas. “Moeten we wachten tot de wind de andere kant op waait?” Want daar hadden Lucas en Abel niet aan gedacht. De rest van de dag zijn ze bezig met een paar touwen om hun windkarren terug naar het kasteel van Kijzer Abel te trekken. En supermoe van dit avontuur gaan ze weer op het terras zitten, en denken na over het volgende knutsel project.