Verhaal 23 – Boek 3 (door Robin en Yva)

Mini miertjes

Langs het bakkertje, heel diep in de grond, wonen allemaal mini-miertjes. Ze wonen daar in een grote zandhoop en daar hebben ze allemaal kleine tunneltjes gegraven. Door die tunneltjes lopen de mini miertjes wanneer ze naar hun eigen kamertjes gaan, of wanneer ze eten gaan zoeken, of wanneer ze gewoon zin hebben in een wandelingetje. De mini-miertjes zijn heel tevreden in hun mooie tunneltjes-hoop! Maar op een dag, lagen de mini-miertjes ’s middags te slapen. En werder ze wakker gemaakt door een hoop lawaai. BOINK BOINK BOINK. Alle zand-tunnels stortten in, alle mini miertjes waren in paniek door elkaar aan het rennen. ‘Waar ben je, zusje mier?!’ ‘Waar ben je mama mier?!’ Alle miertjes waren elkaar kwijt doordat de tunnels ingestort waren. En toen opnieuw: BOINK BOINK BOINK.. en opnieuw.. Na een tijdje werd het geluid minder. De grond trilde niet meer en dus begonnen de grotere mini-miertjes alle tunnels weer te maken. Alle gangetjes werden weer zoals het eerst was. Alle miertjes hadden elkaar weer gevonden en waren allemaal weer blij. Maar toen… begon de grond alweer te trillen van het lawaai! BOINK BOINK… Oh nee!! Alle tunnels storten weer in, alle miertjes zijn elkaar weer kwijt. En ze rennen alweer helemaal in paniek door elkaar heen. ‘Wat zou er aan de hand zijn?’ vroeg baby-miertje. ‘Weet je wat, we gaan omstebeurd op de uitkijk staat.’ En dat deden ze. 1 miertje bleef boven de zandhoop terwijl de andere miertjes alle tunnels weer gingen maken. Het miertje bleef daar uren staan kijken of er iets gebeurde. Maar er gebeurde helemaal niks. Geen harde geluiden, geen trillende grond. Het miertje werd een beetje moe en ging terug naar binnen toe om te slapen. Een ander miertje kwam in de plaats. Hij ging nu op uitkijk staan. Hij keek ook overal rond om te zoeken waar het geluid steeds vandaan kwam. En toen ineens, kwam daar een oerieboerie. Die was zo groot! Mini miertjes zijn maar piep klein, dus voor hun zijn oerieboeries net reuzen! En deze oerieboerie had een bal bij zich. Het leek wel op Ariebarie die ging oefenen met voetballen. En ja hoor… De grote oerieboerie trapte de bal helemaal tegen de muur van het bakkertje. BOINK BOINK BOINK… en nu wist het mini-miertje waar het lawaai vandaan kwam en waarom de grond zo trilde. Maar de mini-miertjes waren hier helemaal niet blij mee. Ze gingen een plannetje bedenken zodat Ariebarie nooit meer tegen deze muur ging voetballen. Zo zou hun huisje altijd heel blijven en zouden alle mini-miertjes hier weer veilig kunnen wonen. ‘Ik heb een idee’ zei een mini-miertje. ‘We plakken vannacht met allemaal stokjes en bladeren een boodschap op de muur.’ En dat deden ze. De stokjes waren zwaar, de bladeren waren groot. Maar na uren werken hadden de mini-miertjes deze tekst op de muur geschreven: STOP BOINK BOINK. Ze waren er heel trots op! Na al dat werken waren ze moe geworden en gingen ze slapen. Toen ze wakker werden, zagen ze dat alle stokjes en bladeren van de muur afgewaaid waren! Oh nee! En daar kwam de oerieboerie alweer… BOINK BOINK BOINK. Wat een chaos. Alle tunneltjes waren weer kapot. Alle mieren waren elkaar weer kwijt. En toen moesten ze een ander plannetje bedenken. ‘Ik heb een idee’ zei een miertje. ‘We wonen naast een bakkertje. We gaan vannacht allemaal in de bakkerij klimmen en daar maken wij een grote taart voor Ariebarie met een boodschap erop’. En dat gingen ze doen. Ze gingen met zijn allen. En ze maakten een hele grote taart. Op die taart maakten ze een plaatje van een mier. Een verdrietige mier met een traantje bij zijn oog. En de tekst erbij: BOINK BOINK. De mini-miertjes waren best trots op hun zelfgebakken taart. En na al dat harde werken, hadden ze zoveel honger gekregen! Een paar grote miertjes deden hun mondjes open en kwamen steeds dichterbij de mieren-taart. ‘Neee!’ riep een mini-miertje. ‘Niet eten! Deze is voor Ariebarie!’ En nog net op tijd hielden de miertjes zichzelf tegen. Ze gingen allemaal terug naar buiten toe en gingen bij het raam kijken of hun plannetje deze keer wel zou lukken. De volgende ochtend kwam Ariebarie weer terug met de bal. BOINK BOINK BOINK.. en toen rende de bakker naar buiten en hij riep: Hey, Ariebarie, stop met dat lawaai! En kom kijken naar deze taart!’ En vanaf toen hoorden de mini-miertjes nooit meer zoveel lawaai en ging de grond ook nooit meer trillen. Ariebarie ging voortaan altijd voetballen in Lommelarisland.