Ver weg in de uiterste hoek van het sprookjesland liggen de 3 grootste bergen van de wereld, het zijn de Wolfsberg, de Zeelberg en de Zandberg, en precies daar midden tussen woont een van de vreemdste wezentjes van het land, Zijn moeder was een pad en zijn vader was Drieske, iedereen noemt hem Padden-Drieske. Zijn huisje staat tussen hoge varens in de modder, want hij vindt het fijn om in de modder te liggen. Het is nog heel vroeg in de morgen en Padden-Drieske is al onderweg naar de top van de Zeelberg, hij is al bijna boven, want daar groeien de berg-paddenstoelen, die zijn heel zoet van smaak. Drieske plukt er een mandje vol van. Dan loopt hij helemaal naar beneden om Dal-paddenstoelen te plukken, die zijn heel zuur van smaak, ook die plukt hij een mandje vol. Terug in zijn huisje gooit hij de 2 soorten paddenstoelen allemaal tegelijk in een grote pan, zoet en zuur door elkaar, precies zoals hij het lekker vind. Dan nog een paar uitjes erbij en het geheel staat te sudderen op het fornuis.. En Drieske gaat doen wat hij fijn vind en rolt zich buiten in de modder, wachtend tot de paddenstoelen gekookt zijn..Maar dan valt hij buiten in de modder in slaap, en uren later schiet hij wakker, en rent naar binnen, de hele pan is overgekookt, overal ligt een harde korst van paddenstoelen. “Wat heb ik nu weer aan me Paddestok hangen?” Denkt Drieske, en hij pakt een stukje van de overgekookte paddenstoelen van de vloer, en proeft eraan. “MMM” , denkt hij, “dat is lekker”. En sindsdien maakt Padden-Drieske op deze manier padden-pannekoeken. Gewoon omdat hij dat lekker vind.
